Перевод: со всех языков на нидерландский

с нидерландского на все языки

С нидерландского на:
Все языки
Со всех языков на:
Нидерландский

een rustig leven leiden

Толкование Перевод

1 quiet

adj. rustig; vreedzaam; stil, zonder beweging; niet spraakzaam
--------
n. stil; rustig; vreedzaam
--------
v. rustig maken; stil maken; ontspannen; laten ontspannen; kalmeren

quiet¹

[ kwajjət] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 stilte

2 rust ⇒ kalmte

♦voorbeelden:

2   they lived in peace and quiet • zij leefden in rust en vrede

————————

quiet²

〈bijvoeglijk naamwoord; quietness〉

1 stil ⇒ rustig

2 vredig ⇒ kalm

3 stemmig ⇒ ernstig, onopvallend

4 heimelijk ⇒ geheim

5 zonder drukte ⇒ ongedwongen

♦voorbeelden:

1   quiet as the grave • doodstil

     quiet as a mouse • muisstil

2   live a quiet life • een rustig leven leiden

3   she always wears quiet colours • zij draagt altijd stemmige kleuren

4   a quiet resentment against her brother • een heimelijke wrok tegen haar broer

     they kept their engagement quiet • zij hielden hun verloving geheim

     keep quiet about last night • hou je mond over vannacht

     let's take a drink on the quiet • laten we stiekem een borreltje nemen

5   a quiet dinner party • een informeel etentje

————————

quiet³

〈 werkwoord〉

→ quieten quieten/

English-Dutch dictionary > quiet
2 live a quiet life

live a quiet life

een rustig leven leiden

English-Dutch dictionary > live a quiet life
3 couler

couler [koelee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 stromen ⇒ vloeien

2 〈formeel; m.b.t. tijd〉 verglijden ⇒ vlieden

3 lekken ⇒ lopen 〈 van neus, kaas〉 ⇒ druipen 〈 van kaars〉

4 zinken 〈 van schip〉 ⇒ verdrinken

♦voorbeelden:

1    〈 formeel〉 laisser couler ses larmes • zijn tranen de vrije loop laten

2    couler doucement • rustig voorbijgaan 〈 van leven〉

  → doigt, encre, salive, source

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (over)gieten ⇒ 〈 cement, beton〉 storten

2 laten glijden ⇒ voorzichtig verplaatsen

3 〈 leven〉 leiden ⇒ 〈 tijd〉 doorbrengen

4 tot zinken brengen ⇒ in de grond boren ⇒ 〈 figuurlijk, iemand〉 in diskrediet brengen

5 〈 stookolie〉 raffineren

♦voorbeelden:

1    couler sa pensée dans les mots • zijn gedachte onder woorden brengen

2    〈 biljart〉 couler une bille • een bal doorstoten

couler un pas de danse • een danspas glijdend uitvoeren

couler un regard vers qn. • een zijdelingse blik op iemand werpen

4    couler la concurrence • de concurrentie uitschakelen

¶    couler de la chaux • kalk verdunnen

couler la lessive • de was koken

III se couler 〈 wederkerend werkwoord〉

1 glijden ⇒ (binnen)sluipen, indringen

♦voorbeelden:

1    se couler dans son lit • tussen de lakens glijden

¶    se la couler douce • een plezierig leven, zorgeloos bestaan hebben, het ervan nemen

1. v
1) stromen, vloeien

2) (naar beneden) glijden

3) lekken, lopen [neus, kaas]

4) druipen [kaars]

5) zinken [schip]

6) verdrinken

7) (over)gieten

8) storten [cement, beton]

9) voorzichtig verplaatsen

10) leiden [leven]

11) doorbrengen [tijd]

12) kelderen, in de grond boren

13) in diskrediet brengen
2. se couler
v

(binnen)sluipen

Dictionnaire français-néerlandais > couler
4 regular

adj. geregeld; regelmatig; vast; echt; beroeps
--------
n. regelmatig, geregeld; behoorlijk; regulier; gediplomeerd; vast; beroeps-; gewoon

regular¹

[ regjoelə] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 regulier (geestelijke)

2 beroeps(militair/soldaat)

3 〈 informeel〉 vaste klant ⇒ stamgast

♦voorbeelden:

2   the regulars • de geregelde troepen

————————

regular²

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 regelmatig

2 correct

3 regulier

4 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 gewoon ⇒ standaard-

♦voorbeelden:

1   regular bowels • regelmatige stoelgang

     a regular customer • een vaste klant

     a regular job • vast werk

     a regular life • een geregeld leven

     drive at a regular speed • met dezelfde snelheid doorrijden

     keep regular hours • zich aan vaste uren houden, een geregeld/rustig/gezond leven leiden

     as regularly as clockwork • met de regelmaat van de klok, zo precies als een uurwerk

2   follow the regular procedure • de gewone/vereiste procedure volgen

3   the regular clergy • de reguliere geestelijkheid

4   the regular size • het gewone formaat

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉

1 professioneel

2 〈 informeel〉 echt ⇒ onvervalst

3 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 geschikt

♦voorbeelden:

1   the regular army • het beroepsleger

2   a regular fool • een volslagen idioot

     it is a regular treat to … • het is een waar genot (om) …

3   a regular guy • een prima vent

English-Dutch dictionary > regular
5 steady

adj. stevig; vast; solide
--------
interj. vast
--------
n. vaste vriend
--------
v. vasthouden; neerzetten

steady¹

[ steddie] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 informeel〉 vrijer ⇒ vaste vriend(in)

————————

steady²

〈bijvoeglijk naamwoord; steadiness〉

1 vast ⇒ vaststaand, stabiel

2 gestaag ⇒ bestendig, geregeld; vast 〈 van baan, inkomen e.d.〉; regelmatig 〈 van leven〉; sterk 〈 van zenuwen〉

3 kalm ⇒ evenwichtig

4 standvastig ⇒ trouw

5 betrouwbaar ⇒ oppassend, solide

6 gematigd 〈 van klimaat〉 ⇒ matig

♦voorbeelden:

1   steady hand • vaste hand

     (as) steady as a rock • rotsvast

3   steady on! • kalm aan!, langzaam!

4   be steady in one's principles • vasthouden aan zijn principes

¶ 〈 scheepvaart〉 keep her steady! • zo houden!

     〈 scheepvaart〉 steady on! • recht zo!

————————

steady³

〈 steadied〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 vast/bestendig worden

2 kalm worden

♦voorbeelden:

2   steady down • een regelmatig leven (gaan) leiden

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 vastheid geven ⇒ steunen

2 bestendigen ⇒ stabiliseren

3 kalmeren

♦voorbeelden:

1   steady oneself • zich staande houden

3   steady oneself • bedaren

————————

steady⁴

〈 bijwoord〉

1 vast ⇒ gestaag

♦voorbeelden:

¶ 〈 informeel〉 go steady • vaste verkering hebben

————————

steady⁵

〈 tussenwerpsel〉

1 kalm aan ⇒ rustig

2 〈 scheepvaart〉 recht zo

English-Dutch dictionary > steady
6 keep regular hours

keep regular hours

zich aan vaste uren houden, een geregeld/rustig/gezond leven leiden

English-Dutch dictionary > keep regular hours
7 doux

doux [doe],

douce [does]

〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m., v.〉

1 zoet ⇒ zacht, flauw 〈 van smaak〉

2 zoet 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ teer, mild, liefelijk

3 aangenaam ⇒ gemakkelijk

4 zacht(aardig) ⇒ zoet, rustig, mak 〈 van dieren, personen〉

5 〈 techniek〉 week 〈 van ijzer〉

♦voorbeelden:

1    〈 figuurlijk〉 filer doux • zoete broodjes bakken

préférer le doux au sec • de zoete (wijn) prefereren boven de droge

2    lumière douce • zacht, gedempt licht

pente douce • licht glooiende helling

prix doux • zacht prijsje

être doux au toucher • zacht aanvoelen

il fait doux • het is zacht weer

3    mener une vie douce • een gemakkelijk leven(tje) leiden

〈 informeel〉 se la couler douce • het er lekker van nemen

la solitude lui est douce • hij houdt van de eenzaamheid

doux à l'oreille • aangenaam voor het oor

4    〈 zelfstandig〉 ma douce • mijn liefje

un doux, une douce • zachtmoedig, vriendelijk mens

  → agneau, oeil

¶    〈 taalkunde〉 consonne douce • stemhebbende medeklinker

en douce il a mieux réussi que quiconque • ondertussen heeft hij het wel verder gebracht dan menigeen

filer en douce • 'm piepen, ertussenuit knijpen

= douce; adj

1) zoet, zacht, flauw

2) aangenaam

3) zachtaardig, lief

Dictionnaire français-néerlandais > doux

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

een rustig leven leiden

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

een rustig leven leiden

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: